Een Docker controlestation installeren

Dit knowledgebase-artikel biedt een installatiehandleiding om Windows Server 2022 of 2019 te configureren als hostbesturingssysteem. Er wordt ook uitgelegd hoe u een containerized Docker persoonlijk controlestation instelt en start.

Controleer vóór installatie of aan alle vereisten en instellingen wordt voldaan. Uptrends voorziet u van alle benodigde bestanden om aan de slag te gaan.

Installatiescript

Uptrends biedt een installatiescript dat u als een .zip-bestand kunt downloaden via het menu Persoonlijke locaties van de Uptrends-app . Dit script is beschikbaar voor elk van uw Persoonlijke locaties en voert de belangrijkste installatiestappen uit. Deze stappen omvatten het installeren van Docker en Docker Compose, het ophalen van de Uptrends-containerimages, het uitvoeren van een opstart- en updatetaak en het starten van het containerized controlestation.

Installatiestappen

Een controlestation installeren met behulp van het script:

1. Ga naar het menu Persoonlijke locaties.
2. Als u geen Persoonlijke locaties heeft toegevoegd, klik dan op de knop Locatie toevoegen. Na het toevoegen worden er standaard twee controlestations opgenomen.
3. Klik op de naam van het Persoonlijke locatie-controlestation.
4. Selecteer het vereiste besturingssysteem in het vervolgmenu Host operating system.
5. Klik op de knop Zip-bestand voor installatie downloaden.

5. Pak het gedownloade bestand uit op de plaats waar u het persoonlijke controlestation wilt installeren.
6. Om te voorkomen dat screenshots naar de cloud worden geüpload bewerkt u het docker-compose-bestand na het downloaden en uitpakken van de bestanden.

7. Open een PowerShell-console en voer deze uit als Administrator. Voer het script ./install-checkpoint.ps1 uit in de Uptrends (unzip) directory. Hierdoor wordt de server één keer opnieuw opgestart. Houd er rekening mee dat het script een taak configureert die één keer per uur wordt uitgevoerd om de Uptrends-containers te controleren op updates.

De controlestations zijn nu beschikbaar en kunnen worden geselecteerd op het tabblad Controlestations van de controleregel. U kunt de controlestations ook zien in het dialoogvenster Details van de controle wanneer u een snelle test rechtstreeks vanuit de controleregel uitvoert met de knop Test starten.

Uw persoonlijke controlestation monitoren

Uptrends zal wijzigingen aanbrengen in uw account om u beter te helpen bij het monitoren van uw persoonlijke controlestations. Zorg ervoor dat uw persoonlijke controlestation-servers, -firewall, -internetverbinding en andere ondersteunende systemen toegankelijk blijven.

Tijdens de set-up van het persoonlijke controlestation voegt Uptrends extra controleregels en configuraties toe. Verwijder of wijzig niets in uw account.

Raadpleeg voor meer informatie het knowledgebase-artikel Persoonlijke locaties gebruiken .

Installatie van cliëntcertificaten voor Persoonlijke locaties

Dit gedeelte is een optionele installatiehandleiding voor certificaten op Docker-gebaseerde persoonlijke locaties. Deze stappen zijn alleen nodig als voor een van uw te testen applicaties de installatie van een certificaat vereist is.

Voordat u de cliëntcertificaten installeert, moet u ervoor zorgen dat u de eerder genoemde installatiestappen heeft gevolgd. Let wel: cliëntcertificaten in Multi-step API-controleregels en cliëntcertificaten voor persoonlijke locaties zijn verschillende en niet-gerelateerde onderwerpen.

De cliëntcertificaten installeren:

1. Open het Persoonlijke locaties-script vanuit uw directory (C:\UptrendsCheckpoints<checkpoint-name>\). U vindt er standaard verschillende bestanden, zoals het YAML-bestand docker-comppose en Windows PowerShell-scripts. Deze bestanden zijn essentieel voor het installatieproces.
2. Klik op de map Certificates. Deze map bevat drie submappen en een README Markdown-bestand.
3. Plaats uw certificaten in de juiste Certificates-submappen:

• Client-map — voor alle Clientcertificaat-bestanden (PKCS #7).
• Intermediate-map — voor alle Intermediate CA-certificaatbestanden (PKCS #7).
• Root-map — voor alle Root Certificate Authority (CA)-certificaatbestanden (PKCS #7).

4. Als u een cliëntcertificaat heeft toegevoegd, maakt u een JSON-bestand met de naam clientCertificates.json in de submap Client. Dit JSON-bestand moet al uw cliëntcertificaten bevatten. Ga anders verder met de volgende stap.

• Kopieer en bewerk de JSON-sjabloon om te beginnen:

[
    {
        "File": "my-first-client-cert.p12",
        "Password": "letmein",
        "UrlPatterns": ["https://fake.sub.domain.example.com"]
    },
    {
        "File": "AcmeCert.pfx",
        "Password": "anvil123",
        "UrlPatterns": ["https://client.acmecorp.fake:1234", "[*.]acmecorp.real"]
    }
]

Merk op dat het JSON-fragment uit twee cliëntcertificaten bestaat. Elk cliëntcertificaat wordt vertegenwoordigd door een JSON-object met drie paren keywaarden. Het eerste certificaat, my-first-client-cert.p12, staat alleen een specifiek subdomein toe. Terwijl het tweede certificaat, AcmeCert.pfx, is toegestaan voor het subdomein van de cliënt van acmecorp.fake bij verbinding met HTTPS-poort 1234, of bij bezoek aan acmecorp.real of een van de subdomeinen.

Bewerk de volgende waarden op basis van uw vereisten:

• File — de bestandsnaam en bestandsextensie van uw cliëntcertificaat.
• Password — het wachtwoord dat nodig is om toegang te krijgen tot de data in het certificaatarchief, zoals de private key.
• UrlPatterns — de lijst met toegestane URL-domeinen of subdomeinen die het cliëntcertificaat zullen gebruiken. Deze lijst kan bestaan uit meerdere URL-patronen die een enkel domein, subdomein of een wildcard voor een domein en al zijn subdomeinen kunnen zijn. Raadpleeg voor meer informatie de URL-patroonnotatie voor Enterprise-beleid .

5. Start de Uptrends-controlestationsoftware opnieuw op door het script update-images.ps1 uit te voeren vanuit de installatie-root directory.

6. Controleer of zowel de oude als de nieuwe certificaten worden herkend en correct worden geïnstalleerd. Als er problemen optreden, voer dan een basisprobleemoplossing uit:

• Verifieer of de JSON-bestandsnaam correct is.
• Zorg ervoor dat alle JSON-keywaardeparen voldoen aan de juiste JSON-syntaxis.
• Controleer op eventuele verkeerde configuraties of machtigingsproblemen.